(S)
Wie de wilde kuddes op de steppes van de Oostvaardersplassen echt wil zien, moet de trein nemen. De reiziger tussen Almere en Lelystad wordt getrakteerd op weidse vergezichten met grazende heckrunderen, konikpaarden en edelherten. Zegt Wicher, die het tripje dagelijks maakt.
De wandelaar is veroordeeld tot het pad aan de ‘verkeerde’ kant van het spoor. Het gebied waar de kuddes grazen is verboden terrein, geen pottenkijkers toegestaan.
Onze verwachtingen voor de 18 kilometer van Almere naar Lelystad waren dan ook niet al te hoog gespannen. Een vergissing, zo bleek. Het bos aan deze kant van de spoordijk is jong, maar erg mooi, in alle tinten groen, ook al hangt er nog geen blaadje aan de bomen.
En zeg nou zelf, hoe vaak tref je als wandelaar zo’n mooi, zacht, mosovergroeid tweezittertje in de zon? Doorlopen was geen optie, ook al waren we nog maar net op weg. Ons paasbrood met blauwschimmelkaas smaakte extra lekker.
En met de rest kwam het daarna ook helemaal goed. We hebben ze gezien, hoor, de heckrundreren en konikpaarden; zelfs een paar edelherten met machtige geweien die beschutting zochten in het kreupelhout vlak langs de weg.
Maar toen was het al paaszondag en wij op de terugweg over de dijk langs het IJsselmeer: 19 kilometer over een fietspad van betonplaten. Met bepakking. Prachtig moeraslandschap, maar oef, dat doet pijn aan de voetjes.
De koudste pasen sinds 1964, horen we later op het nieuws. Kortom, we nemen de training serieus.